De urgente belofte van biobased bouwen

 

De urgente belofte van biobased bouwen

 

Biobased bouwmaterialen: er komen steeds meer mooie voorbeelden. Biobeton met olifantsgras als toeslagmateriaal. Bioasfalt met lignine als toeslagmateriaal. Biobased isolatiematerialen van cellulose, houtvezel, vlas of vezelhennep, als alternatief voor CO2-intensieve traditionele minerale wol. Of stro en kalkhennep als constructiemateriaal in de woningbouw. Maar het aandeel biobased in de bouw is nog laag. Er is versnelling nodig. De publicatie ‘De urgente belofte van biobased bouwen’ brengt de belangrijkste opschalingskansen in kaart.

 

 
We moeten alles uit de kast halen voor een 100% circulaire bouweconomie in 2050. Dat zegt het Transitieteam Circulaire Bouweconomie (CBE). Volgens het model van het Planbureau voor de Leefomgeving gaat het om vier stappen: minder bouwen, minder materiaalgebruik, hoogwaardig hergebruik en inzet van biobased bouwmaterialen.

Inmiddels is duidelijk dat we met hoogwaardig hergebruik slechts in maximaal 20% van de benodigde materiaalbehoefte kunnen voorzien. Er bestaat een zogenaamde Circularity Gap van minstens 80% (EIB/Metabolic en ICLEI). Hier liggen dus kansen – of beter: urgentie – voor de inzet van biobased bouwmaterialen.

Bovendien liggen er mooie koppelkansen en combinatie van beleidsdoelen. Zoals CO2-reductie, CO2-opslag, lagere milieu-impact, lagere stikstofuitstoot, gezonder binnenmilieu, schonere bouwplaats, duurzaam bosbeheer, en – met name bij agroproducten die als bouwmateriaal kunnen worden ingezet – creëren van lokale productieketens en een nieuw businessmodel voor boeren.

Op dit moment is het aandeel van biobased materialen in de bouw in Nederland laag: 2% hout en 0,1% overige biobased materialen. Er komen wel steeds meer mooie voorbeelden van biobased materialen. Maar er is nog een flinke versnelling nodig om onze doelen te halen.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft voor het Transitieteam Circulaire Bouweconomie en in samenwerking met Rijkswaterstaat aan advies- en ingenieursbureau Arcadis opdracht gegeven om in beeld te brengen welke biobased bouwmaterialen de grootste opschalingskansen hebben, op de korte en lange termijn. (Het gaat dan om biobased bouwmaterialen voor de BenU en de GWW, met uitzondering van hout, omdat daar al veel informatie over beschikbaar is en een versnelling al plaatsvindt).

Arcadis identificeert de zes belangrijkste productgroepen. In de GWW-sector zijn bioasfalt, biobeton en biocomposiet belangrijke materiaalstromen. In de BenU-sector gaat het om biobased isolatiemateriaal, plaatmateriaal voor gevel en dak en constructiemateriaal.

Biobased bouwen biedt een oplossing voor de grondstoffenschaarste, leveringszekerheid en CO2-vastlegging. Ook biedt biobased soms meerwaarde op het gebied van gezondheid van zowel bewoners en gebruikers van biobased gebouwen als van bouwvakkers op de bouwplaats. En met biobased bouwen kan snel, flexibel, prefab en modulair worden gebouwd. Er zijn zelfs minder installaties nodig in biobased gebouwen, wat gunstig uitvalt voor een businesscase.

Arcadis geeft ook aan wat er zou moeten gebeuren om zo’n opschaling te realiseren. De focus ligt nog teveel op knelpunten en innovatie. Ook is de markt erg versnipperd. Terwijl de urgentie en potentie inmiddels zeer duidelijk zijn. Wat we nodig hebben, is op hoofdlijnen meer focus, een betere organisatiegraad van de sector, de overheid die barrières wegneemt, grote opdrachtgevers die een rol pakken als launching customer, prestatieafspraken tussen overheid en markt, minimum normen voor bijmenging en meer regie. En lef en daadkracht. In het rapport worden deze punten concreter uitgewerkt. Wie zet de eerste stappen? De recente aandacht en ontwikkelingen werken hopelijk als vliegwiel om de hele keten aan te zwengelen om van niche naar mainstream te komen voor duurzaam en toekomstbestendig bouwen.

 

Energiearmoede te lijf met huurders

Welke tools en aanpakken helpen huurders energie te besparen? Hoe werken corporaties samen met de huurdersorganisaties en gemeenten aan het verlagen van de energielasten door energiebesparing? En hoe help je bewoners met collectieve verwarming? 

Ingeborg Boon, Abdel Bochallati en Masha Siebers, Haag Wonen, delen de aanpak van verlagen risico’s op energiearmoede. Anke Struijs, Alwel gaat in op samenwerking met de huurdersorganisaties om energiebesparing te realiseren. Ilse Dumoulin, SOR presenteert hoe bewoners met collectieve verwarming inzicht krijgen in de energielasten en welke hulp zij ontvangen.

Marlies Dijkstra, Woonbond gaat in op Slimmer met energie waarbij huurders energie monitoren en op basis daarvan bespaartips krijgen. Neem jouw huurdersorganisatie mee naar deze sessie en leer van de praktijk!

Gratis dankzij een bijdrage van Aedes, Groene Huisvesters en RVO.

Bewonerscommunicatie Duurzame Warmtebron

De Alliantie deelt haar communicatieprogramma om bewoners mee te nemen in het gebruik van nieuwe installaties, zoals warmtepompen. Welke afspraken zij hebben gemaakt met de leveranciers? Welke middelen en menskracht zet De Alliantie in om naast de bewoner te staan? Hoe zorgen zij voor interne scholing zodat collega’s bewoners instructie en hulp kunnen bieden? Hoe waardeert de bewoner de begeleiding en hulp? Christy van Heezik presenteert de ervaringen en aanpak van de Alliantie. Jurgen Klaassen gaat in op een voorbeeld met een WKO-installatie toegepast aan de Kopgrasweg te Amsterdam.

Marlon Mintjes, energiebespaarexpert van Milieu Centraal, gaat in op de vraag hoe de huurder te stimuleren zijn tot energiezuiniger gedrag. Welke tools zet Milieu Centraal in en welke rol kunnen corporaties op zich nemen.

Samenwerking tussen corporaties en huurdersorganisatie draagt eraan bij om goed te communiceren over duurzame warmtebronnen. Neem jouw eigen huurdersorganisatie mee naar deze sessie en leer van de praktijk!

Gratis dankzij een bijdrage van Aedes, Groene Huisvesters en RVO.

Biobased bouwmaterialen

 

Loraine Westerneng, greeninclusive gaat in op de productie en de gesloten regionale keten van vezelhennepisolatie; van agrariër tot eindproduct.  Larson van Dijk, Nieman Raadgevende Ingenieurs, presenteert de resultaten van het onderzoek naar brandveiligheid van diverse biobased isolatiematerialen toegepast in houtbouwsystemen.

Gerrolt Ooijman, directeur-bestuurder van Wonion en Elisabeth ter Borg, directeur-bestuurder van FienWonen gaan in gesprek over het nut en de noodzaak om biobased materialen toe te passen. Waarom kies je als bestuurder voor deze toepassing, wat zijn de kansen en wat zijn de risico’s. Hoe neem je ketenparters mee of omgekeerd, hoe geef je innovatieve nieuwe partners een kans?
 

Vanuit de Buyersgroep biobased bouwmaterialen deelt Thomas van der Vlis, De Alliantie, de ervaring met onderlinge samenwerking tussen corporaties en de bouwketen.

Wytze Kuijper, Cirkelstad gaat in op De Nationale Product Catalogus. Welke biobased materialen zijn er, hoe maak je een afweging tussen bijvoorbeeld vlas- of schapenwol of producten van de lisdodde? Wat zijn de kansen en wat zijn de belemmeringen of risico’s bij de toepassing? En hoe neem je je bestuurder en collega’s mee? Leer van de ervaring van corporaties die jou hierin voorgaan!

Deze sessie is ook interessant voor directeur-bestuurders! Samenwerking tussen corporaties en haar bouwpartners is nodig om resultaten te behalen. Neem jouw eigen ketenpartner mee naar deze sessie en leer van de praktijk!

Gratis deelname dankzij een bijdrage van Aedes, Groene Huisvesters en het Ministerie van BZK.

Blauwgroene daken

Corporaties doen de eerste ervaring op met het toepassen van groene en blauwgroene daken. Een op de vier corporaties heeft beleid om groene daken toe te passen maar er zijn nog vele vragen onbeantwoord: welke keuze is mogelijk? Hoe is het onderhoud aan groen en dakbedekking? Combinatie tussen PV-panelen en groene daken? Constructieve vragen zoals belastbaarheid bij sneeuw etc. Er zijn financiële regelingen mogelijk maar die worden nauwelijks gebruikt. Dit zijn de belangrijkste conclusies van de enquête Blauwgroene daken van Groene Huisvesters. In de bouwsteen Blauwgroene daken belicht Groene Huisvesters een mooi voorbeeld. Graag zoomen wij opnieuw in op het Amsterdamse RESILIO-project.

Kasper Spaan, RESILIO-project, deelt de laatste ontwikkelingen. Hans de Moel, VU deelt de resultaten van een maatschappelijke kosten-batenanalyse van blauwgroene daken. Ieke Benschop gaat in op de facts en values van Groene daken vauit het Nationale Dakenplan.

Tijdens de sessie kun je je opgeven voor de Dakengroep voor corporaties.

Samenwerking tussen corporaties en gemeente is nodig om goede afspraken te maken over de toepassing van blauwgroene daken. Neem jouw eigen gemeente mee naar deze sessie en leer van de praktijk.

Gratis dankzij een bijdrage van Aedes, Groene Huisvesters en Samen Klimaatbestendig.

Huurders op Groen

Groene Huisvesters en vereniging Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (vereniging GDO), netwerk van Natuur- duurzaamheidscentra (NME-centra), zijn partners in de campagne ‘Een groener Nederland begint in je eigen tuin’. Zij werken samen aan ‘Huurders op groen’ om corporaties en bewoners te bereiken.

De NME-centra verspreid over Nederland openen graag de deuren voor corporaties voor kennismaking en om afspraken te maken over samenwerken in de eigen regio. Zij laten de lokalen kansen zien en brengen graag hun werkzaamheden met bewoners onder de aandacht. Van een cursus tuinieren, excursies naar groene voorbeelden in de buurt tot het samenwerken aan natuurbewuste bewoners.

René Munsters, programmamanager duurzame ontwikkeling bij vereniging GDO, ging in op de NME-netwerken en hoe deze corporaties kunnen helpen om huurders te bereiken en inspireren om groener te leven.

Bart Temme, kwartiermaker bij ZOwonen deelde de aanpak voor Project de Zuidkamer, een samenwerking tussen ZOwonen, CNME De Rollen en andere partijen in de wijk Geleen Zuid. Tijdens de herstructurering van deze wijk worden fysieke, sociale en duurzaamheidsambities in samenhang opgepakt.

Séverine Louf van Stichting De Rollen vertelde over haar rol bij de Zuidkamer. Zo bezoekt ze bewoners van de wijk in en rondom de flats met een handkar. Niet alleen vergroening van tuinen, maar ook groen als verbinder in de buurt staat centraal! Zij werkt aan community building met groen. Het motto is Samen zelf doen met groen: doordat bewoners samen aan de slag gaan met gemeenschappelijk groen ontwikkelt de bewoner zich maar ook de gemeenschap. Juist in de corporatiebuurten vind je gestapelde bouw en versteende tuinen en zijn leefbaarheid en positieve gezondheid thema’s van aandacht. ‘De tuin’ kunnen we breder interpreteren: de openbare ruimte als onze gemeenschappelijke tuin. Doel is om de bewoners te informeren en in gesprek te gaan over de natuur, het milieu en de The Global Goals.

Samenwerking tussen corporaties en huurdersorganisatie is nodig om goede afspraken te maken. 

In de middag konden deelnemers een bezoek brengen aan NME-centra.  Voel je vrij eens binnen te lopen voor een kennismaking en om afspraken over samenwerking te maken.

Gratis deelname dankzij een bijdrage van Aedes, Groene Huisvesters en RVO.

Duurzame mobiliteit

Op dit momenteel zijn er 8 miljoen auto’s op een bevolking van 17 miljoen Nederlanders. Voor deze auto’s zijn nu 14,4 miljoen parkeerplaatsen beschikbaar. De gemiddelde auto staat 23 uur per etmaal stil. Deloitte rekende uit dat door smart mobility bijna de helft van de parkeerplaatsen kunnen verdwijnen. Dit geeft (financiële) ruimte voor 45.000 woningen of 11,7 miljoen bomen. 
 
Het autobezit onder huurders is relatief laag en neemt steeds verder af. Van de mensen met een laag inkomen heeft twee van de drie geen auto. De kosten van een eigen auto en parkeren zijn relatief hoog. Er zijn alternatieven die goedkoper zijn. Elektrische auto’s bieden voordelen als onderdeel van een integraal mobiliteitssysteem, waarvoor de gebruiker betaalt op basis van gebruik. Betalen voor bezit maakt in toenemende mate plaats voor het betalen voor gebruik van mobiliteit.
Alwel realiseert in Etten-Leur 75 appartementen voor jongeren. Het woonconcept gaat uit van het delen van voorzieningen. De mobiliteit gaat plaatsvindt op basis van deelauto’s en andere vormen van vervoer. 
 
Alwel en de gemeente Breda werken samen aan een gebiedsontwikkeling, waar geen parkeerplaatsen worden aangeboden voor individueel parkeren voor huurders. Ruimte voor auto’s wordt ingewisseld voor ruimte voor leefbaar wonen en vergroening van omgeving een binnenstedelijke omgeving. De vervoersbehoefte wordt gefaciliteerd door de diverse openbaar vervoersvormen in het gebied en een plan voor deelmobiliteit met een parkeerhub op afstand.
 
Karo van Dongen, bestuurder van Alwel & Gerrolt Ooijman directeur bestuurder van Wonion deelden de ervaringen met duurzame mobiliteit. Frank Reniers en Wiebe Janssen gingen in op de conclusies van de Citydeal deelmobiliteit en rol voor de corporaties. Marlou Boerbooms, Groene Huisvesters en Jos Thomaes, Green Mobility Partner gingen in op het boekje Corporaties en duurzame mobiliteit met mooie voorbeelden. Waarom (mobiliteit) delen? Waar kan het? Hoe kan het? Wat zijn de kansen en bedreigingen? Wat is ervoor nodig?
Deze sessie is ook interessant voor directeur-bestuurders! Samenwerking tussen corporaties en gemeente is nodig om autoluwe woongebieden mogelijk te maken. 
 
Gratis deelname dankzij een bijdrage van Aedes, Groene Huisvesters en RVO.

Artikel Tom de Hoog: ‘Temperatuur loopt op bij de Hittegroep’

 
 

De temperatuur loopt op bij de Hittegroep

 

Vaak gaat het bij woningen nog over isoleren en verwarmen. En hoe daarbij op energielasten kan worden bespaard met bijvoorbeeld zonnepanelen of een warmtepomp. De Hittegroep van de Groene Huisvesters heeft echter een andere focus. De opwarming van de aarde geeft woningcorporaties nu al veel kopzorgen en dat maakt het bundelen van kennis nodig om de juiste maatregelen te kunnen nemen. We spreken met vier aanjagers die het hoofd koel proberen te houden.



 

Tekst: Tom de Hoog | illustratie: de Hittegroep/foto’s stock

 
“We zien het aantal klachten over te warme woningen in de zomer toenemen”, erkent Hittegroep lid Anke Struijs, adviseur duurzaamheid bij woningcorporatie Alwel. Dat beeld is overigens landelijk, want er zijn de laatste jaren steeds meer geschillen met hitte als twistappel tussen bewoners en corporaties. Dat komt voort, aldus Hittegroep lid Madeleen Helmer, projectmanager hitte-adaptatie bij het Klimaatverbond Nederland, uit de ruling dat volgens een ISO-norm uit 2008 woningen niet meer dan 300 uur per jaar warmer mogen zijn dan 26,5 graad. De hitteproblematiek in woningen was dan ook de reden voor de start van de Hittegroep als onderdeel van de Groene Huisvesters. Deze problematiek gaat overigens veel verder dan een incidentele hittegolf. Het probleem zit niet alleen in de woningen (gebouw), maar ook spelen de omgeving (gebied) en het bewonersgedrag (gebruiker) een grote rol.
 
Klimaatverandering is een werkelijkheid
Helmer gaat dieper in op de achtergronden en noodzaak van de oprichting van de Hittegroep. “Bij klimaatverandering spelen mitigatie, ofwel het terugdringen van het gebruik van broeikasgassen, en adaptatie. Nederland zette wat adaptatie betreft altijd sterk in op water-gerelateerde risico’s, zoals met het Deltaprogramma. Hitte was landelijk nog niet zo in beeld als risico. Het werd ook wat ‘klein’ gehouden, ook al is er sinds 2007 een Nationaal Hitteplan. In de nationale adaptatiestrategie uit 2016 werd hitte wel verwerkt, mede op basis van een PBL-rapport uit 2015 waarin werd gemeld dat hitte nu al het gevaarlijkste klimaatrisico is en tot veel slachtoffers leidt. Bij elke hitteperiode zie je namelijk oversterfte bij kwetsbare mensen. Zo betreft bijvoorbeeld tachtig procent van de hittesterfte 80-plussers (bron CBS). Het Nationaal Hitteplan gaat in op de zorg voor oudere en kwetsbare mensen. Het gaat dan om voldoende drinken, zorgen voor verkoeling en de woning koel houden. Bij het Klimaatverbond vonden we al vanaf 2014 dat we dichter bij deze doelgroep moeten komen. Daaruit is het idee van lokale hitteplannen voortgekomen en daar zijn inmiddels steeds meer gemeenten mee aan het werk gegaan. Parallel aan deze ontwikkeling was er de groep mensen die keek naar het urban-heat-island-effect, waarbij de buitenruimte in grote steden vier tot zeven graden warmer is dan in buitengebieden. Daar wilden ze meer over weten en ook over de maatregelen die je zou kunnen nemen. Dit resulteerde in het Praktijkonderzoek Hitte Richtlijnen door de Hogeschool van Amsterdam dat in 2020 verscheen. Uit een onderzoek van de GGD in Oost-Gelderland onder zevenduizend inwoners kwam ‘hitte’ ook heel duidelijk als een probleem naar voren, zeker als het kwetsbare mensen betreft.
 

‘Een enquête gaf aan dat negen van de tien corporaties niet goed raad wisten met het hittevraagstuk’

Dus voor de hitte-adaptatie-aanpak kregen we zo de drieslag gebied, gebouw en gebruiker scherper in beeld. Ook bij de Groene Huisvesters kreeg klimaatadaptie, naast het verduurzamen van woningen, steeds meer aandacht. We vonden elkaar binnen het platform Samen Klimaat Bestendig, dat vier jaar geleden is opgericht om gemeenten te ondersteunen bij beleid rondom klimaatadaptie, en dan vooral gericht op water-gerelateerde zaken. Een hitte-excursie in Nijmegen samen met Talis werd vervolgens de aanleiding om een enquête onder zeventig woningcorporaties te houden. Daaruit bleek dat negen van de tien corporaties niet goed wisten wat ze met het hittevraagstuk aan moeten. Met die uitkomst, en met de uitkomst van een vergelijkbaar onderzoek via de Vereniging van Gemeenten, namen we contact op met het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ook zij onderschreven de noodzaak om deze thematiek verder gemeenschappelijk te gaan verkennen. Dat resulteerde in 2020 in de Hittegroep. Ons doel is meer te leren over hitte in woningen en welke concrete maatregelen mogelijk zijn. We zijn ook betrokken bij de stimulering van onderzoek om een betere onderbouwing te vinden van wat de goede maatregelen zijn. Dat leidde vorig jaar tot het NKWK-onderzoek Klimaatbestendige stad naar hitte in bestaande woningen en een handreiking voor woningcorporaties.”
 
Opgave voor corporaties
Struijs ziet inderdaad een stevige opgave voor de woningcorporaties als het om hitteadaptatie gaat. “Wij renoveren en verduurzamen nu zo’n vijfhonderd woningen per jaar. Dat is niet genoeg om op die stip op de horizon in 2050 uit te komen, wanneer we energieneutraal moeten zijn. Dat tempo moet omhoog en daarin zit vooral de uitdaging.
 

‘Beperkt vertrouwen in de overheid is soms een extra hindernis bij vergroenen en verduurzamen’

Wij geven wel allerlei eisen en normen mee aan de beperking van de warmtevraag en het van het gas af gaan, maar nog helemaal geen eisen als het gaat om het voorkomen of beperken van hitte in een woning. We zien echter wel dat juist hitte steeds meer klachten geeft.” Hittegroep-lid Tom Geboers, consulent bij Alwel en actief betrokken bij het verduurzamen en vergroenen van het Liniekwartier in Breda, ziet dat er nog heel veel valt te winnen. “Bij een recent verduurzamingsproject van 134 woningen ging het vooral over het omlaag krijgen van de warmtevraag. Wat de zomer met hete dagen betekent, kwam daarbij niet of nauwelijks ter sprake. Mijn ervaring is dat bewoners daar nog niet zo over nadenken. Dat doen ze wel als het gaat om wat voor keuken en badkamer erin komt. Terwijl de vraagstukken rondom hitte steeds meer gaan spelen.
 
In dezelfde wijk, die eerder aan een warmtenet is aansloten, doe ik nu een vergroeningsproject. Het gaat dan om tuinen en openbaar gebied en daar merkte ik in de gesprekken met bewoners dat die soms heel andere prioriteiten hebben. Zo is er een idee om op een plein in de wijk een parkje aan te leggen. Daarvoor vragen we input van de bewoners. Ik kreeg opmerkingen terug als. ‘Oh, maar dan kan ik straks mijn auto niet meer parkeren. Toedeledoki, daar heb ik geen zin in.’ Het beperkte vertrouwen in de overheid is soms dus een extra hindernis in de totstandkoming van dit project. De gemeente wil graag een groener en klimaatbestendiger plein of wijk, maar voor best wat bewoners mag dat niet ten koste gaan van parkeerplaatsen. Anderzijds zie je ook dat er bewoners zijn die vergroening wel hoog in het vaandel hebben staan. De belangen liggen dus soms anders. Daar moet je samen uitkomen en dat kan door er met elkaar over te praten. Dat is tevens een goede manier om bij bewoners ook bewustwording te creëren over het belang van groen en klimaatadaptatie.”
 
 
 
In gesprek blijven
Dat corporaties in gesprek moeten blijven om stappen te kunnen zetten, onderschrijft Struijs: “Bij een klacht over hitte is het vaak lastig dat het gaat om een combinatie van de woning en het gedrag van de bewoner. Wij geven de bewoner dan tips over het gebruiken van de woning om te voorkomen dat het te warm wordt. Aan ons is het dan om de woning goed uit te rusten, zodat deze niet te snel opwarmt en er goed geventileerd kan worden. Denk aan zonwering of het verbeteren van ventilatie bij bestaande bouw. Het laatste wat je wilt, is dat bewoners massaal airco’s gaan toepassen. Vanwege het energieverbruik en de koelmiddelen die erin zitten, is de klimaatimpact van een airco groot. Bovendien warmt de omgeving door het gebruik van airco’s juist verder op. Dit staat ook in de ladder van koeling [zie kader rechts; red.], die we dit voorjaar in een van de laatste sessies van de Hittegroep bespraken. Kijk dan liever naar aanpassingen in de omgeving van de woning die koelte moeten geven, zoals tuinen en groene plekken. Dat proberen we samen met de bewoners te realiseren. Bij het ontwerp van nieuwe woningen kijken we goed naar wat de oriëntatie is op de zon, waar in de gevel de ramen komen en hoe groot die mogen zijn. De grootste opgave zit echter bij de bestaande bouw. Dat is maatwerk en dat is een beetje de zoektocht waarin wij zitten en vele corporaties met ons. Dit was ook de reden voor Alwel om deel te nemen aan de Hittegroep.”
 
Struijs noemt de energietransitie als voorbeeld waarvoor een landelijk beleid zich ontwikkelt met 2050 als belangrijk jaartal. Voor klimaatadaptatie zoekt men in de corporatiesector ook naar normen of doelstellingen, maar wil men liever niet dat het met allerlei generieke maatregelen helemaal wordt dichtgetimmerd. “Wij zien dat elk bestaand gebouw om een specifieke oplossing vraagt. Bij algemeen toe te passen normen zou dat kunnen leiden tot keuzes die je liever niet hebt. Bijvoorbeeld iets niet doen, omdat de stapeling van eisen een onmogelijke opdracht aan ons als corporatie oplevert”, aldus Struijs.
 
Kennis vergaren en samenbrengen
Aan de Hittegroep nemen inmiddels een twintigtal corporaties deel. Ieder lid neemt ook deel in een van de vier subgroepen met de thema’s zonwering, ventilatie, groen/blauw oplossingen en renovatie & energie. Tom Thomaes is zelfstandig adviseur klimaatadaptatie en duurzaamheid en ook actief binnen de Hittegroep. “Ik ben de community manager om de storm van informatie te ordenen en in de toolbox te zetten die we ontwikkelen. We hosten online sessies met de leden en soms is er een gastspreker die veel weet over bijvoorbeeld groenblauwe oplossingen. Ik zorg er dan voor dat wat in de subgroepen wordt uitgediept, voor plenaire bespreking en meningsvorming naar de centrale focusgroep gaat. De toolbox [zie onder; red.] die we ontwikkelen voor corporaties is dus een levend document, waarin we thema’s in verband met hitte hebben benoemd en waaraan we continu nieuwe informatie toevoegen voor corporaties.”
 

‘Stapeling van eisen kan een onmogelijke opdracht opleveren voor woningcorporaties’

Verantwoordelijkheid bij wie?
De thema’s van de Hittegroep laten zien dat hitte een probleem is dat een integrale aanpak nodig heeft. Helmer: “Het onderwerp ‘hitte’ is interessant en ook lastig, omdat al die bestaande woningen nooit gebouwd zijn met klimaatverandering en extreme hitte als gegeven. Dus is de verantwoordelijkheid van de woningcorporaties in die zin beperkt, omdat het klimaatprobleem iets is dat we samen hebben veroorzaakt. Door de gesprekken binnen de Hittegroep en met de corporaties krijgen we steeds scherper in beeld wat een corporatie op zich kan nemen, maar ook waar de grens ligt. Als oplossing alleen naar vastgoed kijken, is niet voldoende. Het gaat ook niet alleen om de techniek in een woning. Het gedrag van mensen moet ook deel uitmaken van de oplossing. En ja, we hebben inmiddels als Hittegroep heel wat meters gemaakt. Nu wordt het ingewikkelder en komen de beleidsvragen.”
 
De ladder voor koeling:
 
  1. Houd rekening met de omgeving van gebouwen: water en groen geven verkoeling. Ook de schaduwwerking van bomen is van groot belang.
  2. Voorkom intreding van hitte. Dit betreft zowel bouwtechnische als installatietechnische voorzieningen. Te denken valt aan rekening houden met de oriëntatie van (spui) ventilatiemogelijkheden, de grootte en plaats van gevelopeningen (ramen, deuren) en mogelijke zonwerende voorzieningen (zoals zonwering, overstekken etc.).
  3. Verdrijven van warmte. Te denken valt aan het aanbrengen van voorzieningen die warmte kunnen afvoeren, zoals (nacht)ventilatie.
  4. Efficiënte koelvoorzieningen. Indien alsnog koelinstallaties nodig zijn, is het zaak dat deze energetisch efficiënt zijn en geen koelmiddelen bevatten die schadelijk zijn voor het klimaat.
 

Wateropvang op eigen terrein

Ria Koppen, financieel bestuurder van Haag Wonen presenteerde de realisatie van drie binnentuinen die zijn omgetoverd tot groene waterrijke en aantrekkelijke oasen waar bewoners kunnen ontspannen. Tijdens hete perioden vinden bewoners een koele en aangename verblijfsplek. De binnentuinen fungeren als wateropvang en waterberging bij piekbuien. Het Hoogheemraadschap Delfland en Haag Wonen werkten hierin samen, zodat de kosten eerlijk worden verdeeld. Waterberging in corporatiegrond levert maatschappelijk voordeel op. Hoe zorg je ervoor dat dat voordeel terechtkomt bij de corporatie? Het Hoogheemraadschap Delfland werkt in zijn gebied toe naar een samenwerking met corporaties waarbij zij financieel beloond worden voor het opvangen van water op eigen terrein.

Esmee Overtoom van Het Hoogheemraadschap Delfland ging in op de samenwerking met de corporaties in haar werkgebied en in het bijzonder met Haag Wonen.  De financiële ruimte van corporaties is beperkt en daarom levert samenwerking met een waterschap meerwaarde op.  

Ben je geinteresseerd in de Watergroep waarin vooroplopende corporaties samenwerken aan wateropvang op eigen terrein? Neem contact met ons op!

In de middag was er een excursie naar drie klimaatbestendig gemaakte binnentuinen van Haag Wonen.

Gratis deelname dankzij een bijdrage van Aedes, Groene Huisvesters en Samen Klimaatbestendig.

Artikel Anne Uelderink – Met drie zie je meer dan alleen 

Artikel Anne Uelderink – Met drie zie je meer dan alleen 

Woningcorporaties hebben met grote maatschappelijke uitdagingen, zoals de woningnood en klimaatcrisis te maken. Deze uitdagingen vragen om expertise en innovatie op meerdere terreinen. Daarbij is het voor woningcorporaties actueel en urgent om nauwe samenwerkingen aan te gaan.

In onderstaande link vertelt Anne Uelderink over triple helix samenwerkingen, ook wel de samenwerkingsvorm tussen de overheid, kennisinstellingen en bedrijven genoemd. In het artikel wordt uitgelicht waarom er een meerwaarde voor woningcorporaties wordt gezien in deze vorm van samenwerking. Voorbeelden over een samenwerkingsverband van Brainport Development (in regio Zuidoost-Brabant en vanuit woningcorporatie Wonion (Ulft) zijn uitgewerkt.